luchtvochtigheid
Een hoge luchtvochtigheid is van vitaal belang bij de verzorging van glaskikkers. Overdag streeft men naar een relatieve luchtvochtigheid van ongeveer 70–80%, terwijl die ’s nachts gerust mag oplopen tot vrijwel 100%, vergelijkbaar met de verzadigde lucht in een regenwoudnacht. Om dergelijke waarden te bereiken én te handhaven, is regelmatig sproeien noodzakelijk. Een automatisch sproeisysteem is hier bijzonder handig voor: veel kwekers stellen hun sproeier in op ten minste twee korte sproeibeurten per etmaal (bijvoorbeeld vroeg in de ochtend en opnieuw in de avond bij het dimmen van het licht). Tijdens warme of droge periodes kan een extra sproeibeurt midden op de dag helpen om de vochtigheid hoog te houden. Wanneer men een kweekseizoen wil nabootsen, wordt de sproeifrequentie vaak nog verder opgevoerd, om de heftige regenbuien van het regenseizoen te simuleren. Mocht een automatische installatie niet voorhanden zijn, dan volstaat handmatig sproeien ook, zolang het maar consequent en frequent gebeurt (idealiter dagelijks). Het terrarium zelf kan helpen bij het vasthouden van vocht: een vochtabsorberende bodembedekking (zoals cocopeat of turf, bedekt met een laag dood blad en mos) en uitbundige beplanting zorgen ervoor dat de omgeving na het sproeien niet meteen uitdroogt. Planten met grote bladeren creëren mini-microklimaten en vangen druppels op die geleidelijk verdampen, wat de luchtvochtigheid langer hoog houdt. Tegelijkertijd is ventilatie belangrijk; frisse lucht voorkomt schimmelgroei en condensatieproblemen. Een terrarium met een goede luchtcirculatie (bijvoorbeeld door een ventilatierooster aan de bovenkant of voorkant) voorkomt dat de omgeving tè benauwd wordt. Het is een voortdurende balans: de lucht mag nooit langdurig te droog worden (onder ca. 60% RH), want dan dreigt uitdroging van de kikkers, maar ook een té stagnante, natte lucht zonder ventilatie kan ongezond zijn. Door het sproeiritme en de ventilatie op elkaar af te stemmen, creëert men een stabiele vochtige atmosfeer waarin glaskikkers floreren.
temperatuur
De La Palma glaskikker geeft de voorkeur aan gematigde tropische temperaturen. Overdag betekent dit een ideale temperatuur tussen ongeveer 22°C en 24°C. In de nacht mag het kwik best een beetje zakken; een afkoeling naar 18–20°C gedurende de nachtelijke uren wordt zelfs als positief ervaren, omdat het de natuurlijke temperatuurschommeling van hun leefgebied nabootst. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de temperatuur binnen het terrarium nooit te hoog oploopt: boven de ~26–27°C kan de warmte schadelijk zijn voor deze vochtminnende kikkertjes. Oververhitting leidt tot stress, uitdroging en kan in extreme gevallen dodelijk aflopen, aangezien amfibieën hun lichaamstemperatuur niet goed zelf kunnen reguleren. Gelukkig hoeft men zelden bij te verwarmen in een gemiddeld huiselijk klimaat; de meeste huiskamertemperaturen vallen al binnen het gewenste bereik. Als de omgevingstemperatuur toch structureel te laag blijft (bijvoorbeeld in de winter of in een koel vertrek), kan gebruik worden gemaakt van een milde warmtebron. Een kleine warmtemat onder of aan de zijkant van het terrarium, gekoppeld aan een betrouwbare thermostaat, kan de temperatuur net in het groene gebied houden zonder risico van oververhitting. De combinatie van een passende basistemperatuur en een klein nachtelijk temperatuursverschil zal bijdragen aan gezonde, actieve kikkers en kan bovendien natuurlijke processen zoals voortplanting positief beïnvloeden.
Habitat
In het wild leven glaskikkers in dichtbegroeide, vochtige bosgebieden, en het is raadzaam hun terrariumhabitat hier zo goed mogelijk op te laten aansluiten. Deze kikkertjes zijn boombewoners die zich voornamelijk in de lagere regionen van het bladerdak ophouden. Overdag zitten ze vrijwel onbeweeglijk tegen de onderzijde van grote bladeren gekleefd, waar ze beschermd zijn tegen zowel directe zon als tegen roofdieren. Hierdoor blijven ze vochtig en onopvallend. ’s Nachts komen ze in beweging en hoppen van blad naar blad op zoek naar voedsel. Ze mijden de bosbodem en open wateroppervlakken. Bij het inrichten van het terrarium moet daarom gezorgd worden voor een dichte begroeiing met volop schuilplaatsen op verschillende hoogtes. Grote bladeren (bijvoorbeeld van Scindapsus- of Philodendron-planten, of Monstera) zijn ideaal om het natuurlijke gedrag na te bootsen: de kikkers zullen dergelijke bladeren al snel als rustplaats gaan gebruiken. Ook stukken schors, horizontaal geplaatste takken, lianen en kurkrollen kunnen dienen als uitkijkpunt en schuilmogelijkheid. Het voortdurend beschikbaar hebben van een klein watergedeelte in de leefruimte is eveneens belangrijk, niet zozeer om in rond te zwemmen (dat doen ze nauwelijks), maar vooral om de luchtvochtigheid te ondersteunen en – in het geval van voortplanting – de kikkervisjes op te vangen. Kortom, het kunstmatig creëren van een mini-rivieroeverbiotoop in het terrarium stimuleert de dieren om hun natuurlijke gedrag te vertonen. Wanneer de habitat goed is nagebootst, zal men de kikkers ’s nachts zien rondwandelen tussen de planten en zelfs hun kenmerkende zachte oproep horen tijdens het paarseizoen. Een dergelijk nagebootst micro-habitat verhoogt niet alleen het welzijn van de kikkers, maar vergroot ook de kans op een succesvolle kweek, omdat de dieren zich meer op hun gemak voelen en eerder hun volledige gedragspalet laten zien.